Artikel over Cor van Dijk in ‘Kunst van de Dag’
Jaap Röell
2014
Dit werk van Cor van Dijk is pure poëzie. Hoekig, krachtig en onverdroten. In beeldentaal: abstract geometrisch. Dat is al het werk van Cor van Dijk (1952). Opgegroeid in Pernis, dat toen steeds verder uitdijende industriegebied met zijn hoge pijpen, gepiep en geknars, rookpluimen, een stalen landschap met flikkerende lampen. Dat gebied van havens en scheepswerven, roestig vlekkerig staal. Een industrieel landschap, robuust en overweldigend maar ook teer en kwetsbaar voor ongelukken, een reus op lemen voeten. Cor van Dijk heeft daar, zo stel ik mij voor, leren kijken naar maat en verhouding van materialen. Dat heeft alles te maken met verhoudingsgetallen tussen lengte, breedte, hoogte, diepte, massa en volume – de quinta essentia. Om nog maar niet te spreken van de eindeloze hoeveelheid keuzes die gemaakt moeten worden om balans in het beeldhouwwerk te krijgen. Niets is of gaat vanzelf, slechts streven naar perfectie geldt.
Mij is ingeprent dat beeldende kunst niet moet worden verklaard of toegelicht door te verwijzen naar een andere vorm van kunst, poëzie bijvoorbeeld. Ik houd mij bij het zien van dit werk niet aan die recensenten-wijsheid. Daarom durf ik te zeggen dat het werk van Cor van Dijk poëzie van staal is, beeldhouwwerken waar helder licht doorheen stroomt waardoor het lijkt alsof het stalen blok gaat zweven.
Het werk van Cor van Dijk is een combinatie van ambacht en emotie, waarover de vergeten dichter D.A.M. Binnendijk in 1938 schreef:
‘Geëtst in koper, in ivoor gedreven,
‘Of in blank zilver met de hand gevormd,
‘Legt hij de branden, in hem losgestormd,
‘Neer met den lichten huiver van het leven.
© Copyright 2014: Jaap Röell.