Openingsspeech Jim Harris en Jurriaan Molenaar
Prof. dr. Willem Hendrik Gispen
Oktober 2013
Het is mij een grote eer deze expositie te mogen openen.
Het gaat om schilderijen van Jim Harris en Jurriaan Molenaar.
Ik begrijp dat Jaap Röell eerst Jim Harris benaderde en dat die het idee opperde voor een duo-expositie met Jurriaan Molenaar. In de uitnodiging konden we al lezen dat ze elkaars werk al jaren volgen en bewonderen. Maar verwacht u van mij geen kunstkritische beschouwing of een overgeschreven lofzang op het geëxposeerde werk. Ik ben een liefhebber, geen kenner.
Tijdens de opbouw van de tentoonstelling speelde natuurlijk waar komt wat te hangen. Hoe adstrueer je overeenkomsten en verschillen zo helder mogelijk. Jim en Jurriaan in gesprek. Ik luister en kijk mee.
Op mijn vraag aan Jurriaan Molenaar wat hem de energie geeft, gaat hij geconcentreerd in een hoek van KuuB staan. Kijkt naar beneden en voorzichtig formulerend:
De energie zit in het moment dat ik alleen een versgevallen sneeuwveld betreed. Alleen in die witte wereld en ik laat daar de eerste sporen in na. Alleen maar niet eenzaam. Dat sneeuwveld is mijn witte doek. Mijn thema is daarom goed te vangen met woorden als stilte, ruimte en rust. En dan zegt hij: dat is misschien wel de kern.
Ik moet denken aan het fragment van Felix Timmermans: De kern van alle dingen
Is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen
Ons lied is kort en broos.
En als hij mij dan vertelt hoe hij wat hij ziet als sporen op het doek achterlaat raak ik onder de indruk van de gedachten die aan zijn werk ten grondslag liggen. Door de ruimtelijkheid en het licht raakt het beton zijn schilderijen zijn gewicht kwijt. Buiten en binnen zijn begrippen die in de doeken door elkaar heen lopen. Kijk je nu door een raam heen of niet. Over die haast metafysische manier waarop hij niets of ruimte bloot legt bestaat een prachtig gedicht van Rutger Kopland:
Ik las dat de werkelijkheid niet bestaat
er stond: de dingen zijn niet zoals ze lijken te zijn – maar ze zijn ook niet anders
vreemde uitspraken die ik niet kan vergeten ik blijf zoeken naar hun waarheid
en soms vind ik die – in zijn beelden een onbegrijpelijke waarheid
Louk Röell begint een gat in een muur te boren, Jim Harris zegt dat hem dat aan zijn tandarts doet denken. Jurriaan overlegt of de stillevens van Jim nu wel of niet meegaan doen. Ik laat ze even alleen. En loop naar een schitterende samengestelde inkttekening van de Nieuwegracht.
Jim komt naar mij toe. Ik geloof dat zijn laars blijft hangen. Of ik bij de opening de kandelaar nog aantref zal mij benieuwen. Ik zeg dat ik van plan ben bij de opening gedichten te citeren als een soort poëtische kanttekening of antwoord op het geëxposeerde werk. Hij kijkt mij enigszins verstoord aan en vraagt wat dit met de tentoonstelling te maken heeft. Oeps, dat is schrikken. Maar dan zeg ik: waarschijnlijk niet veel. Ik noem het frappant dat de wereld van het woord en die van het penseel zoveel raakvlakken hebben. Neem maar je Nieuwegracht. En dan komt Jim los.
Hij zegt: ik werk direct van observatie. Alles in de fysieke wereld kan mijn onderwerp zijn. Ik wil begrijpen wat ik zie. Het enige waarmee ik bezig ben in mijn werk is HOE kan ik de fysieke wereld om mij heen schilderen. Net als in het gesprek met Jurriaan hoor ik Jim zeggen: het wit van het papier of het schildersdoek is altijd de lichtste tint; zodra de eerste markering is gezet, is er geen weg terug. Daarom maakt vooraf een helder plan en houdt zich daar aan.
Ik ben gefascineerd door zijn Nieuwegracht panorama. Hij legt mij uit hoe hij te werk gaat en hoe elk vel een ander perspectief heeft. Ik knik alsof ik het begrijp . En zeg dan dat het werk dat aan de werf bij de Paulusbrug tot stand kwam in mijn ogen een van de mooiste Nieuwegrachten is die ik ooit gezien of gevoeld heb. Het licht in het water, de levendigheid en de plaats van waaruit de schilder de gracht heeft neergezet maken het een prachtige opgewekte Nieuwegracht. Zo moet Marsman de gracht gezien hebben toen hij Zonnige Septembermorgen dichtte. Deze gracht met haar werven aan het water, haar kelders en kastanjes is stedelijk verstild geluk. Een gracht van water, steen en boom. En als het die boom in de zeventiende eeuw niet goed gaat, verzucht de Utrechtse dichter Van Lodensteyn:
Nieuwe-Gragt Ontboomt
De tijd van Zeventig of Tachtig jaar
Had ons de Nieuwe-Gragt in ’t groen gesteld! En ziet de tijd van zeven Dagen maar
Heeft Boom en Struik en alles neer geveld;
’t Geen lange Jaaren groeiden
Zo korte Dagen roeiden.
Ruim driehonderd jaar later bevestigt een andere Utrechtse dichter Ad den Besten de onverbrekelijke band van leven en dood, van boom en water tussen stenen werven aan de gracht.
En wat blijkt de boom die Jim zo prachtig heeft neergezet is inmiddels al gerooid. Ziek. Ik ben bang dat er ineens veel meer bomen ziek zullen zijn. Onderhoud en aansprakelijkheid zullen zeker tot de bomenziekten gerekend gaan worden.
’s Avonds stuurt Jim nog een toelichting op zijn werk en lees ik dat hij nog niet zolang geleden intuïtief besloot om op grote doeken te gaan werken maar die om praktische redenen opdeelde in kleine hanteerbare panelen of vellen. Een voor hem nieuw en artistiek fascinerend spoor. Ik hoop dat hij het lang en met succes mag volgen.
Ik wil Jaap Röell feliciteren met deze inspirerende duotentoonstelling in zijn ruimte voor kunst en cultuur. KuuB is een aanwinst voor Utrecht. Jurriaan Moolenaar en Jim Harris zijn er in geslaagd de kijker te boeien in hun wereld van ruimte, perspectief en licht. Geniet.
Willem Hendrik Gispen