Eerbetoon

Cees Andriessen, Wim Claessen, Vincent Hamel, Hans Landsaat, Dave Meijer, Jan van der Pol, Anne-Marie van Sprang, Warffemius.

11 november t/m 23 december 2018

Soms verwijst een titel van een tentoonstelling niet naar het thema daarvan, een stroming of een bepaalde kunstenaar maar naar iets wat veel algemener is in de kunst en in dit geval de beeldende kunst, bijvoorbeeld het begrip eerbetoon.

Deze tentoonstelling getuigt daarvan. Een eerbetoon aan de beeldende kunst. En een eerbetoon aan een groep van kunstenaars. En ook een eerbetoon aan hen die door hun  betrokkenheid bij de beeldende kunst, deze hebben gediend en verder gebracht in het bereik naar het publiek. Deze slotexpositie van het jaar 2018 in KuuB, staat in het licht van dit eerbetoon, in alle drie de betekenissen.

De tentoonstelling is bedacht en geïnitieerd door Nanky de Vreeze. Zij heeft over een lange reeks van jaren als toegewijde galeriehouder en expositiemaker, haar beste krachten gegeven aan het bevorderen van de beeldende kunsten en het representeren van kunstenaars. In die zin is deze tentoonstelling een eerbetoon aan haar.

Nanky nodigde acht beeldende kunstenaars uit waarbij door hun inbreng de verbeelding van het landschap zou verlopen van abstract tot figuratief en weer terug.  Een tentoonstelling als een continuüm rond het steeds wisselende interpretatieve landschap. In het voorjaar heb ik op haar verzoek de concretisering van de expositie overgenomen waarbij het initiële idee overeind bleef en ook de samenstelling van de groep kunstenaars niet wijzigde. De door haar voorgestelde titel Landschap veranderde ik echter in het bredere begrip Eerbetoon.

Een eerbetoon aan deze acht kunstenaars die ontegenzeggelijk hun sporen in het kunstenlandschap getrokken hebben en dat met verve blijven doen. Steeds weer opnieuw voortbordurend op de totstandkoming van een oeuvre dat staat als een diep in de grond verankerd huis, als een totempaal die fier uitstraalt: kijk, dit is mijn bijdrage aan de verrijking van de beeldende kunsten!

En tenslotte een eerbetoon aan de beeldende kunsten in het algemeen. In KuuB worden werken in een samenhang gebracht waarbij het geheel een ode poogt te zijn aan de vrije geest van de nimmer knechtbare kunst. Dat is althans, in alle bescheidenheid, de bedoeling. Aan u het oordeel.

Cees Andriessen toont een serie linosneden. In de woorden van Nanky de Vreeze: ‘In een losse verdeling brengt hij zijn kleurige vormen en tekens met hun gekromde en uiteenrafelende lijn op een vel wit papier.’ Zijn hout- en linosneden visualiseren ruimte die alleen bestaat door deze te ordenen, te structureren en te begrenzen, gelijk een perspectief dat nooit daar komt waar het heen wijst.

Wim Claessen’s schilderijen gaan over verstilde mystiek. Met dunne, bijna transparante verflagen dompelt hij zijn verlaten landschappen in een melkachtig licht, onbestemd, unheimisch een beetje. Hij laat weg wat afleidt. Hij schildert als een verteller in sobere, kale zinnen en laat aan de beschouwer over te lezen wat er tussen de regels staat.

Vincent Hamel is de meester van de weergave van het abstracte vlak, monochroom op het eerste gezicht, tintelend bij nadere beschouwing. Een van zijn olieverf schilderijen die getoond wordt, heeft als titel A quiet place. Je zou kunnen denken dat dit een toepasselijke titel is voor meer van zijn werken, maar schijn bedriegt: zijn werken op doek en paneel zijn uiterst gestructureerd, niet als een grit, maar doorleeft en bergachtig. De jaren van lief en leed zijn erin opgeslagen. Monochrome werken met littekens die houvast bieden om je aan op te trekken. Zo stil is het daar niet.

Hans Landsaat

Moeilijk te begrijpen

is namelijk het landschap

wanneer je in de sneltrein

van daar naar ginds voorbijrijdt

terwijl het zwijgend

toekijkt hoe jij verdwijnt.

(W.G. Sebald, 1964)

Vanuit deze geest bezocht Landsaat in 2002, 2004 en 2007 het verre achterland van China om daar notities en schetsen te maken voor zijn  acryl- en olieverfschilderijen die hij thuis in Egmond aan Zee maakte. Schilderijen van landschappen van heen en weer, van hoog en laag, van de eeuwigheid van zand en stenen, water, rotsen en bergen en waarin de mens, lopend, verdwijnt.

Dave Meijer. Van hem hangt in mijn huis al een aantal jaren een klein olieverfschilderij van repetitieve weglopende horizonnen waar Meijer in 1994 aan is begonnen en waar hij vervolgens in 2002 opnieuw aan gewerkt heeft, het weggelegd heeft, in 2006 weer opgepakt en ook weer in 2007 om uiteindelijk in 2010 er de laatste hand aan te leggen. Dit alles in een nimmer eindigende poging het ultieme lege landschap in slechts vorm, ritme en kleur te vatten. Al die pogingen leveren evenzovele juwelen op van het abstract vlakke maar o zo herkenbare polderland.

Jan van der Pol. Wat begint als een onschuldig door God (of door wie of wat dan ook) gegeven stroompje wordt onderweg  naar beneden een rivier die bevlekt raakt door menselijk ingrijpen. Tal van over elkaar buitelende gebeurtenissen verdrijven de onschuld als een vliedende schaduw. Het zand knarst tussen de tanden, de ogen raken verblind. Er rijdt een autobus door een leeg bergachtig landschap. In een kolk van de rivier verzamelt zich het afval. Van der Pol sleept ons aan de haren de wereld in zoals die in mediabeelden tot ons komt, zonder daarbij een handleiding te bieden. Armando zei het al: ‘De toestand is grimmig’.  Maar wát fraai weergegeven, die grote nat-in-nat geschilderde olieverfschilderijen.

Anne-Marie van Sprang. Carel Blotkamp schreef onder de titel Over kleine sculpturen een bijdrage aan het in 2016 uitgegeven boek Tongue over het werk van Van Sprang. In die bijdrage gaat hij in op de kracht en de uitstraling van de beelden van Van Sprang die, ondanks het kleine formaat daarvan en het fragiele materiaal  waarmee ze werkt, zoals paraffine, bijenwas of porselein, een grote uitstraling op geen enkele wijze in de weg staan: ’In zekere zin bepalen ze zelf wat ze als territorium nodig hebben, ze creëren hun eigen ruimte, zo klein als ze zijn. Dat is hun grote kwaliteit.’

Warffemius. In tegenstelling tot het inherent kwetsbare werk van Van Sprang, zijn de bronzen beelden of die van cortenstaal van Warffemius, robuust. Zij stralen, ook de kleinere exemplaren, een bijna onverzettelijke daadkracht uit om te groeien. Zijn waterige acrylschilderijen op doek of papier van takken, stengels of lichte bosschages met zwamachtige vormen daarentegen, weerspiegelen eerder dezelfde kwetsbaarheid als de objecten van Van Sprang:  alles wat bloeit en groeit is knakbaar. Warffemius lijkt die natuur in zijn beschermende schildershand te vatten en bijna schroomvallig vrij te geven aan de blikken van omstanders.

Aan hen allen en dit alles is de expositie een Eerbetoon

Jaap Röell

 

BACK